Bijlage B — Annex Vragen lijst
B.1 Question 3
Welke preoperatieve screenings zijn voorzien bij de patiënt ouder dan 75 jaar die een geplande ingreep met plaatsen van een totale heupprothese ondergaat?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-1.png)
B.2 Question 4
Wordt er in uw ziekenhuis preoperatieve gestructureerde patiënten-educatie gegeven in het kader van het plaatsen van een totale heupprothese?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-2.png)
B.3 Question 5
Onder welke vorm(en) wordt de preoperatieve patiënten-educatie gegeven?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-3.png)
B.4 Question 6
Aan wie wordt de preoperatieve patiënten-educatie gegeven?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-4.png)
B.5 Question 7
Wie geeft de preoperatieve patiënten-educatie?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-5.png)
B.6 Question 8
Hoeveel weken voor de heupvervangende ingreep wordt de preoperatieve patiënten-educatie gegeven?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-6.png)
B.7 Question 9
Vindt er een pre-anesthesieconsultatie plaats voor een heupvervangende ingreep?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-7.png)
B.8 Question 10
Noteert de chirurg in het medisch dossier welk beroep de patiënt uitoefent?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-8.png)
B.9 Question 11
Beïnvloedt het beroep van de patiënt de keuze van de prothese?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-9.png)
B.10 Question 12
Welke techniek gebruikt u preoperatief om patiënten met problematische heupen te detecteren of om te voorkomen dat er een verschil in beenlengte zou optreden?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-10.png)
B.11 Question 13
Wordt er een preoperatieve screening gedaan voor Methicillin-resistant Staphylococcus aureus (MRSA)?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-11.png)
B.12 Question 14
Welke maatregelen worden genomen bij een positieve preoperatieve test voor MRSA?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-12.png)
B.13 Question 15
Gebruikt u een geschreven procedure voor antibioprofylaxie bij een geplande totale heupprothese?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-13.png)
B.14 Question 16
Op welk moment gebeurt de toediening van een antibioticum bij een geplande totale heupprothese?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-14.png)
B.15 Question 17
Hoeveel dagen gebruikt u dit product als antibioticaprofylaxie bij een geplande totale heupprothese?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-15.png)
B.16 Question 18
Heeft u geschreven procedures voor het toepassen van thromboprofylaxie?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-16.png)
B.17 Question 19
Welk product gebruikt u het vaakstals thromboprofylaxie bij een patiënt, die een ingreep met het plaatsen van een geplande totale heupprothese ondergaat, die geen antiaggregantia of anticoagulant…
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-17.png)
B.18 Question 20
Hoeveel dagen gebruikt u dit als thromboprofylaxie, bij een patiënt die een ingreep met het plaatsen van een geplande totale heupprothese ondergaat, die geen antiaggregantia of anticoagulantia gebruikt?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-18.png)
B.19 Question 21
Gebruikt u bij een patiënt die al voor de heupvervangende operatie wordt behandeld met antiaggregantia of anticoagulantia schriftelijke procedures om dit preoperatief aan te passen of stop te zetten?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-19.png)
B.20 Question 22
Bestaat er een geschreven procedure voor routinematige screening op bloedarmoede bij patiënten die een electieve totale heupvervangende operatie ondergaan?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-20.png)
B.21 Question 23
Wordt systematische screening op ijzertekort beschreven in deze procedure?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-21.png)
B.22 Question 24
Als routinematig een preoperatieve screening wordt uitgevoerd als onderdeel van de electieve totale heupprothese, wanneer vindt deze dan plaats volgens de procedure?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-22.png)
B.23 Question 25
Is er een schriftelijke procedure voor de therapeutische behandeling van anemie bij de patiënt die een operatie moet ondergaan voor een electieve totale heupprothese?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-23.png)
B.24 Question 26
Voor een man, vanaf welke drempelwaarde (in g/dl) van het hemoglobinegehalte voert u een aanvullend onderzoek uit in het kader van de electieve totale heupprothese?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-24.png)
B.25 Question 27
Voor een vrouw, vanaf welke drempelwaarde (in g/dl) van het hemoglobinegehalte voert u een aanvullend onderzoek uit in het kader van de electieve totale heupprothese?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-25.png)
B.26 Question 28
Stelt u, voor een anemische patiënt die een electieve totale heupprothese nodig heeft, de procedure uit totdat de oorzaak van de bloedarmoede is geïdentificeerd en behandeld?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-26.png)
B.27 Question 29
Als preoperatieve anemie een ijzerbehandeling vereist, welke toedieningsweg volgt u dan als onderdeel van de electieve totale heupprothese?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-27.png)
B.28 Question 30
Welke fixatiemethode gebruikt u bij het plaatsen van een totale heupprothese?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-28.png)
B.29 Question 31
Hoe vaak wordt bij het plaatsen van een heupprothese gebruik gemaakt van neuroaxiale anesthesie (zenuwblok, epidurale anesthesie, rachi anesthesie, ?) in plaats van algemene anesthesie?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-29.png)
B.30 Question 32
Gebruikt u 3D-geprinte implantaten?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-30.png)
B.31 Question 33
Hoe vaak (in procent) gebruikt u de toegangsweg antero-lateraal (transgluteaal)bij het uitvoeren van een totale heupprothese?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-31.png)
B.32 Question 34
Hoe vaak (in procent) gebruikt u de toegangsweg direct anterieur op de rugbij het uitvoeren van een totale heupprothese
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-32.png)
B.33 Question 35
Hoe vaak (in procent) gebruikt u de toegangsweg anterieur op de zijkant (Röttinger)bij het uitvoeren van een totale heupprothese?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-33.png)
B.34 Question 36
Hoe vaak (in procent)gebruikt u de toegangsweg posterieur bij het uitvoeren van een totale heupprothese?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-34.png)
B.35 Question 37
Hoe vaak (in procent) gebruikt u de toegangsweg superpath approach bij het uitvoeren van een totale heupprothese?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-35.png)
B.36 Question 38
Welke voordelen levert de frequentst uitgevoerde toegangsweg?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-36.png)
B.37 Question 39
Wat controleert u voor het openen van de verpakking van het implantaat in de operatiezaal?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-37.png)
B.38 Question 40
Voert u een algemene eindcontrole van de comptabiliteit van de implantaatonderdelen uit voor het sluiten van de huid?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-38.png)
B.39 Question 41
Gebruikt u een schriftelijke procedure met betrekking tot het gebruik van tranexaminezuur in het kader van de electieve totale heupprothese
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-39.png)
B.40 Question 42
Gebruikt u tranexaminezuur bij een risico op bloedingen bij een electieve totale heupprothese?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-40.png)
B.41 Question 43
Gebruikt u een schriftelijke procedure voor het gebruik van de cell saver in het kader van de electieve totale heupprothese?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-41.png)
B.42 Question 44
Gebruikt u een cell saver tijdens electieve totale heupvervangende procedures?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-42.png)
B.43 Question 45
Als u nooit een bloedrecuperator gebruikt tijdens een electieve totale heupvervangende operatie, in welke andere gevallen gebruikt u deze dan tijdens een heupoperatie?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-43.png)
B.44 Question 46
Wordt het transfusiebeleid op ziekenhuisniveau toegepast op de orthopedische afdeling?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-44.png)
B.45 Question 47
Welke transfusiedrempelwaarde (Hb in g/dl) gebruikt u voor transfusie van erytrocytenconcentraten tijdens electieve totale heupvervangende chirurgie bij patiënten met adequate compenserende mechan…
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-45.png)
B.46 Question 48
Welke transfusiedrempelwaarde(Hb in g/dl)gebruikt u voor transfusie van erytrocytenconcentraten tijdens electieve totale heupvervangende chirurgie bij patiënten met hartproblemen/in geval van er…
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-46.png)
B.47 Question 49
Gebruikt u bij een patiënt die al voor de heupvervangende operatie wordt behandeld met antiaggregantia of anticoagulantia schriftelijke procedures om dit postoperatief opnieuw op te starten?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-47.png)
B.48 Question 50
Welk type wondverband wordt er gebruikt om de chirurgische incisie af te dekken?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-48.png)
B.49 Question 51
In hoeveel procent wordt VAC-therapie toegepast ten opzichte van de totale groep patiënten die een totale heupprothese kreeg?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-49.png)
B.50 Question 52
Welk type pijnstilling wordt preferentieel gebruikt in de eerste periode postoperatief (eerste 24-48 uur postoperatief)?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-5-50.png)
B.51 Question 53
Welke andere vormen van pijnstilling gebruikt u?
Traditionele pijnbehandelingen zoals pijnmedicatie en kinesitherapie.
B.52 Question 54
Gebruikt u een schriftelijke procedure om het uitvoeren van een postoperatieve transfusie als onderdeel van de electieve totale heupprothese te begeleiden?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-7-1.png)
B.53 Question 55
Welke Hb-drempelwaarde (Hb in g/dl) gebruikt u voor postoperatieve transfusie van erytrocytenconcentraten bij patiënten met adequate compenserende mechanismen en bij afwezigheid van postoperatieve hemorragische vulnood?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-7-2.png)
B.54 Question 56
Welke Hb-drempelwaarde(Hb in g/dl)gebruikt u voor postoperatieve transfusie van erytrocytenconcentraten bij patiënten met hartproblemen of in geval van postoperatieve bloeding of postoperatieve …
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-7-3.png)
B.55 Question 57
Via welke weg wordt ijzer bij voorkeur toegediend indien postoperatieve anemie na electieve totale heupprothese behandeld moet worden?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-7-4.png)
B.56 Question 58
Wie bepaalt de postoperatieve werkonbekwaamheid voorgeschreven door de chirurg?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-7-5.png)
B.57 Question 59
Welke gemiddelde arbeidsongeschiktheidsduur (in weken) wordt voorgeschreven bij ontslag van de beroepsactieve patiënt type voor administratief/ zittend werk?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-7-6.png)
B.58 Question 60
Welke gemiddelde arbeidsongeschiktheidsduur (in weken)wordt voorgeschreven bij ontslag van de beroepsactieve patiënt type voor fysiek belastend werk (arbeider)?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-7-7.png)
B.59 Question 61
Vermeldt u de voorziene arbeidsongeschiktheid op de ontslagbrief?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-7-8.png)
B.60 Question 62
Door wie wordt deze arbeidsongeschiktheid verlengd?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-7-9.png)
B.61 Question 63
Welke factoren leiden tot de beslissing om een patiënt door te verwijzen naar een dienst Sp locomotorisch voor revalidatie?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-7-10.png)
B.62 Question 64
Bestaat er een geschreven procedure waarin de opvolging van de patiënt na ontslag uit het ziekenhuis beschreven wordt?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-7-11.png)
B.63 Question 65
Op welke manier worden de patiënten bij wie een heupvervangende ingreep werd uitgevoerd voor arthrose opgevolgd na het ontslag uit het ziekenhuis (consultatiefrequentie, type zorg, ?)?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-7-12.png)
B.64 Question 66
Welke beeldvorming wordt in de meeste gevallen postoperatief gebruikt bij prothesen met een ceramiek-polyethyleen of ceramiek-ceramiek wrijvingsoppervlakbij een totale heupprothese ?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-7-13.png)
B.65 Question 67
Welke beeldvorming wordt in de meeste gevallenpostoperatief gebruikt bij totale heupprothesen met metaal-metaal wrijvingsoppervlak?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-7-14.png)
B.66 Question 68
Welke beeldvorming wordt in de meeste gevallentijdens de jaarlijkse of tweejaarlijkse opvolginggebruikt bij totale heupprothesen met ceramiek-polyethyleen of ceramiek-ceramiek wrijvingsoppervlak?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-7-15.png)
B.67 Question 69
Welke beeldvorming wordt in de meeste gevallentijdens de jaarlijkse of tweejaarlijkse opvolginggebruikt bij totale heupprothesen met metaal-metaal wrijvingsoppervlak?
![](annex_qel_arthrose_files/figure-html/unnamed-chunk-7-16.png)